door Arjen Westra in Mumia’s
Keniaanse suikerboeren zien hun inkomen verdrievoudigen nu de Europese Unie de hoeveelheid heeft verhoogd die het land mag exporteren. Wat een mooi begin zou dat zijn van een verhaal. De praktijk is echter anders: voor Keniaanse suikerboeren heeft de toename van de suikerexport naar de EU vooral een bittere bijsmaak. ‘Het geld zal wel in de zakken verdwijnen van de managers van de suikerfabriek.’
Beng, beng, beng. Suikerboer Omar Wakhulunya ramt met zijn hamer op een stuk metaal in de werkplaats voor de school voor blinde meisjes. Omar heeft een bijbaan als klusjesman. Daarnaast verbouwt hij al dertig jaar suikerriet op een steenworp afstand van Kenia’s grootste suikerfabriek in het plaatsje Mumia’s.
Natuurlijk begint Omar zijn dag, zoals de meeste Kenianen, graag met een kop mierzoete chai ya maziwa (thee met melk). Maar de armoede dwingt hem zijn ochtendthee over te slaan, zodat zijn kinderen naar school kunnen. Als Omar meer geld zou krijgen voor z’n suikerriet dan de huidige 1850 shilling (22 euro) per ton. (‘twee keer de prijs zou goed zijn’) zou het leven er anders uit zien. Maar de fabriek weigert meer te betalen. ‘Het geld zal wel in de zakken verdwijnen van de managers van de suikerfabriek’, zegt collega Samuel.
Veel boeren in Mumia hebben er moeite mee dat de werknemers van de gelijknamige suikerfabriek iets buiten de stad op het fabriekterrein een eigen school hebben, een eigen sportcentrum en goede woningen, terwijl Omar en andere boeren het schoolgeld nauwelijks bij elkaar kunnen werken. Met de afgelopen drie jaar suikerriet verbouwen verdiende Omar 57.000 shilling, dat is ongeveer 700 euro. Van dat geld moet hij zijn vrouw en vijf kinderen te eten geven.
De Europese Unie maakte onlangs bekend dat Kenia, in plaats van 5.000 ton nu 11.000 ton suiker voor een gunstige prijs mag exporteren naar de EU. De Keniaanse regering streeft naar 30.000 ton. Dat is goed nieuws voor Omar en de vijf miljoen Kenianen die als boer of toeleverancier economisch afhankelijk zijn van suiker. Normaal gesproken is de Keniaanse suiker te duur voor de Europese markt, maar door het quotum krijgen ze drie keer zoveel voor hun suiker dan normaal, de suikerboeren profiteren van de gunstige EU-regeling. Dat is althans de bedoeling.
Kenia’s minister van Ontwikkeling en Planning Anyang’ Nyong’o reageerde op de bekendmaking met een oproep aan Keniaanse boeren om meer suikerriet te verbouwen: ‘Ik heb de boeren aangespoord om vol gas te gaan’. De minister heeft de smaak te pakken: hij kondigde meteen aan dat hij met de EU zou onderhandelen over de export van nog eens 15.000 ton suiker (nog geen procent van de Keniaanse productie) tegen de zelfde gunstige voorwaarden, zodat nog meer Keniaanse boeren van de EU-maatregel kunnen profiteren.
In de praktijk lijken de Keniaanse boeren echter nauwelijks te profiteren van de goeie prijs die de EU geeft. ‘Ik wist het niet eens’, zegt Omar. ‘We krijgen van de fabriek al jaren ongeveer dezelfde prijs voor een ton suiker. Ik heb niet het idee dat wij degenen zijn die profiteren van een dergelijke regeling. Veel boeren zijn de afgelopen jaren vanwege tegenvallende inkomsten gestopt met de verbouw van suikerriet. Anderen, zoals Omar, nemen gedwongen door de armoede een bijbaantje.
‘Hoe kan Keniaanse suiker te duur zijn ?’, vraagt suikerboer Samuel Katerne zich af. ‘We krijgen een laag bedrag voor onze suiker, de kunstmest kost ons niets, want die krijgen we voor een groot deel van donors. Onze suiker wordt duur doordat de suikerfabrikanten de winst in hun zak steken. Mensen die de gedoneerde kunstmest transporteren verdienen aan het transport en middle-men steken geld in hun zak dat voor de suikerboer bestemd is.’
Peter Kegode van Sucam (Sugar Campaign for Change) geeft de boeren deels gelijk. ‘De Keniaanse suikerindustrie is al jaren verziekt door corruptie en een slechte organisatie. Daardoor zijn de productiekosten per ton suiker te hoog in Kenia.’ Maar: Hij vindt dat boeren meer kunnen bereiken als ze zich zouden organiseren: ‘In coöperaties zouden ze een vuist kunnen maken tegen slecht betalende suikerfabrieken en de kosten voor onderzoek naar gewasverbetering delen.’
‘Kenia kan net als Mauritius en Swaziland op een goeie manier de suikerindustrie gebruiken om het land op te bouwen.’ Daarmee heeft Omar morgenochtend nog geen zoete thee. Collega Samuel heeft het al opgegeven te hebben: ‘This is how it works in a men eat men society.’